Op woensdag 26 november staat de najaarseditie Jurisprudentielunch Merken- Modellen- en Auteursrecht op de planning. Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van productvormgeving, auteursrecht en merkenrecht, met Selmer Bergsma (De Brauw Blackstone Westbroek), Jesse Hofhuis (AC&R) en Joris van Manen (HOYNG ROKH MONEGIER). In slechts drie uur tijd, tijdens de lunch, heeft u weer het complete overzicht.
Merkenrecht
Tijdens de jurisprudentielunch bespreekt Selmer Bergsma de merkenrechtelijke uitspraken. Hij bespreekt onder andere:
HvJEU 19 juni 2025, IEF 22772, IEFbe 3928; ECLI:EU:C:2025:455 (CeramTec tegen Coorstek Bioceramics)
CeramTec vraagt kort na het vervallen van haar Europees octrooi voor composietmateriaal drie Uniemerken aan. Volgens Coorstek zijn de merkenongeldig, omdat zij onder absolute weigeringsgronden vallen en omdat CeramTec de merkaanvragen te kwader trouw heeft ingediend. Het HvJ oordeelt dat een rechter niet eerst hoeft te toetsen of sprake is van een weigeringsgrond alvorens kwade trouw te onderzoeken, of andersom. Verder stelt het HvJ dat de beoordeling van kwade trouw gebaseerd is op een totaalbeeld van objectieve factoren. De kwade trouw van een aanvrager van een Uniemerk moet worden beoordeeld aan de hand van diens oogmerk op het moment van de indiening van de merkaanvraag. Latere feiten kunnen hierbij slechts als aanwijzing dienen.
Hof Den Haag 8 april 2025, IEF 22699; ECLI:NL:GHDHA:2025:735 (DR tegen HP)
DR verkoopt gerecyclede, originele en ongebruikte HP-cartridges zonder buitenverpakking, aangeduid als ‘milieuproduct’ en voorzien van HP-merken, voor de prijs van nieuwe exemplaren. HP vordert onder meer een verkoopverbod. Het hof wijst de merkenrechtelijke vorderingen af, maar oordeelt wel dat DR misleidende informatie verstrekt door de HP-cartridges als nieuw te verkopen. Daarom wordt DR verboden dergelijke cartridges aan te bieden zonder duidelijke vermelding van de mogelijke ouderdom.
HvJ EU 1 augustus 2025, IEF 22852; IEFbe 3950; ECLI:EU:C:2025:618 (Lunapark Scandinavia tegen Hardeco Finland)
Hardeco voert aan dat Lunapark haar recht op een verbod en schadevergoeding wegens merkinbreuk heeft verwerkt door jarenlang stil te zitten, waarbij Hardeco zich beroept op een algemeen beginsel van Fins privaatrecht dat vorderingen binnen een redelijke termijn moeten worden ingesteld. Het Hof oordeelt dat artikel 10 van de Merkenrichtlijn zich verzet tegen een dergelijke nationale beperking, omdat dit afbreuk doet aan het doel van de richtlijn: uniforme en gelijke bescherming van ingeschreven merken in alle lidstaten. De merkhouder kan zijn recht dus alleen verliezen in de gevallen die de richtlijn zelf noemt.
Modellenrecht
Ook het modellenrecht kan tijdens de jurisprudentielunch niet ontbreken. Jesse Hofhuis bespreekt onder andere deze uitspraken:
HvJEU 4 september 2025, IEF 22892; zaak C-211/24, ECLI:EU:C:2025:648 (Lego tegen Pozitív Energieforrás)
Lego meent dat Pozitív Energieforrás inbreuk maakt op twee van haar modellen. Het Hof verklaart voor recht dat de bescherming van een model op grond van art. 8 lid 3 van deze verordening moet worden beoordeeld aan de hand van de algemene visuele indruk die dit model wekt bij een geïnformeerde gebruiker en niet bij een gebruiker die, aangezien hij over technische kennis beschikt die vergelijkbaar is met die welke van een vakman kan worden verwacht, het betrokken model tot in de kleinste details onderzoekt en wiens algemene indruk hoofdzakelijk op technische overwegingen berust.
Gerecht van de EU 3 september 2025; T‑331/24 (Pujadas/EUIPO)
Het Gerecht oordeelt dat externe montage zonder beschermkap niet als 'normaal gebruik' werd bewezen. In principe volstaat gedeeltelijke zichtbaarheid van een component, enkel de zichtbare kenmerken moeten voldoen aan de vereisten voor bescherming. Toch verwerpt het Gerecht het beroep omdat de gedeeltelijk zichtbare delen, bij interne montage, niet voldoende duidelijk en onderscheidend waren. Ze gingen volledig op in het totale product en creëerden geen afzonderlijke visuele indruk.
Auteursrecht
Joris van Manen sluit onze jurisprudentielunch af met een overzicht van de auteursrechtelijke uitspraken van afgelopen jaar. Hij bespreekt onder andere:
HvJ EU Conclusie A-G 17 juni 2025, IEF 22761, IEFbe 3926; ECLI:EU:C:2025:452 (CG en YN tegen Pelham)
Deze zaak gaat over de toelaatbaarheid van pastiches. De A-G stelt dat het systeem in zijn huidige vorm, vooral wat betreft naburige rechten, een onevenwichtige uitwerking heeft. Zelfs kort hergebruik van herkenbare fragmenten valt onder exclusieve rechten, wat creatieve expressie belemmert. Hij pleit voor een herinterpretatie van het begrip “gedeeltelijke reproductie” of een nieuwe uitzondering voor artistiek hergebruik van korte fragmenten.
Conclusie AG HvJ EU 10 juli 2025, zaak C-797/23, ECLI:EU:C:2025:552 (Meta)
Het gaat in deze zaak om de implementatie van het naburig persuitgeversrecht in de DSM Richtlijn, dat aan uitgevers van perspublicaties het reproductierecht en openbaarmakingsrecht geeft. In Nederland is dit recht sinds 2021 neergelegd in artikel 7b van de Wet op de naburige rechten. In Italië is de wet een stap verder gegaan. Niet alleen is het persuitgeversrecht zelf geïmplementeerd, waardoor persuitgevers verbodsrechten krijgen, daarnaast kregen zij van de Italiaanse wetgever ook een recht op een billijke vergoeding. Volgens de AG laat het Europees persuitgeversrecht laat ruimte voor wetgeving die platforms verplicht persuitgevers een billijke vergoeding te betalen voor gebruik van hun online nieuwscontent en daarover transparant en te goeder trouw te onderhandelen onder toezicht van een mededingingsautoriteit.
Hof Amsterdam 14 oktober 2025, IEF 23029; ECLI:NL:GHAMS:2025:2723 (Disney tegen Buma/Stemra)
Het hof oordeelt dat Disney onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de criteria die Buma/Stemra gebruiken voor de berekening van de tarieven niet objectief en/of discriminatoir zijn. Wel is voldoende aannemelijk gemaakt dat Buma/Stemra niet voldoende transparant zijn geweest over welke criteria van invloed zijn op de hoogte van de aan SVOD-aanbieders in rekening gebrachte tarieven. Disney heeft voldoende rechtmatig belang bij kennisname van de criteria, factoren en omstandigheden die Buma/Stemra hebben gehanteerd bij de bepaling van de hoogte van de tarieven die zij heeft aangeboden aan andere SVOD-aanbieders, met inbegrip van eventuele aangepaste aanbiedingen, maar niet bij de concrete tarieven.
Conclusie AG HvJ EU 8 mei 2025, gevoegde zaken C-580/23 en C-795/23, IEF 22909; ECLI:EU:C:2025:330 (Mio AB e.a. tegen Galleri Mikael & Thomas Asplund AB / konektra GmbH & LN tegen USM U. Schärer Söhne AG)
Volgens Szpunar bestaat er geen regel-uitzondering-relatie tussen modelrechtelijke en auteursrechtelijke bescherming, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat voor gebruiksvoorwerpen een hogere drempel van oorspronkelijkheid moet worden toegepast. Onder een werk wordt een voorwerp verstaan dat de persoonlijkheid van zijn auteur weerspiegelt doordat het uitdrukking geeft aan de vrije en creatieve keuzes van die auteur (oorspronkelijk voorwerp). Keuzes van de auteur door verschillende beperkingen zijn geen creatieve keuzes. De bedoeling van de auteur tijdens het scheppingsproces is niet doorslaggevend. Om inbreuk op het auteursrecht vast te stellen, bepaalt de rechter of creatieve elementen van het beschermde werk op een herkenbare manier zijn overgenomen. Het louter ontbreken van een verschillende algemene indruk is niet voldoende.
Praktische informatie
Datum: woensdag 26 november 2025
Tijd: 13:00 - 16:15 uur (inloop vanaf 12.15 uur).
Locatie: Olympisch Stadion 2, Amsterdam
Accreditatie: 3 opleidingspunten (NOvA, Vlaamse Orde en BMM)
Verdere informatie
- € 450,00
- € 395,00
- € 350,00
- € 225,00